|
Planten en planten Planten kunnen alleen overleven en zich voortplanten als ze de juiste eigenschappen hebben. Voorbeelden van eigenschappen zijn bijvoorbeeld de zaadmassa. Tenslotte zal het gewicht bepalen hoe ver een zaadje komt, maar ook hoe snel het zal kiemen. Andere eigenschappen in dit plantenthema zijn de hoeveelheid bladstikstof, die bepaalt hoe snel een plant kan groeien. Hierbij is het soms een voordeel om in de winter de bladeren in de herfst en winter niet te laten vallen. Als bomen wel hun bladeren laten vallen, kunnen de er onder staande groenblijvers profiteren van het toetredende licht (Wilde Liguster en Ierse Klimop) De planthoogte bepaalt vaak hoe goed een plant kan concurreren om licht. Maar dat betekent vaak dat een plant een langere levensduur moet hebben om op die hoogte te blijven. In dit plantenthema zien we planten die hun groeisnelheid naar het licht optimaal inzetten door „klimmend” gebruik te maken van andere bomen en struiken (Ierse klimop, Hop, Bosroos, Kamperfoelie) Relaties tussen planten en hun eigenschappen vinden we ook terug bij veel planten uit de Helmkruidfamilie. Vele planten uit deze familie beschikken over speciale wortels, waarmee ze op de wortels van andere planten kunnen parasiteren. Omdat ze zelf ook over bladgroen beschikken, zijn ze niet geheel afhankelijk van een parasitaire leefwijze. Ze heten dan ook halfparasieten zoals de Grote Ratelaar. |
Brede lathyrus
Lathyrus latifolius
De Brede Lathyrus is een overblijvende klimplant tot 3 meter hoog. De stengels zijn gevleugeld die over de grond kruipen of gaan klimmen, als ze steun gevonden hebben. De bloemen zijn magenta of roze, zelden wit, in langgesteelde trossen. Bloei in mei -augustus. De peulen zijn bruin.
Brede Lathyrus
Herkomst: Frankrijk
Verspreiding: verwilderd en soms ingeburgerd in West Europa.
Hoge, klimmende, plant met gevleugelde stengels.
Bloemen: roze, magenta, soms wit. Bloei in mei-augustus.
Kenmerk: diverse kweekvormen in siertuinen
Grote ratelaar
Rhinanthus angustifolius
De Grote ratelaar is een lage tot middelhoge voorzomer- tot nazomerbloeier.
Ratelaars zijn eenjarige halfparasieten. Ze onttrekken water en mineralen aan de wortels van andere planten. De bloemen zijn geel. De zaden liggen los in de droge vruchtkelk. Bij het heen en weer schudden van de plant "ratelen" ze binnen de kelk. De Grote ratelaar komt voor op vochtige hooilanden, bermen en dijken, en in de duinen.
GROTE RATELAAR
Verspreiding: Europa.
Lage tot middelhoge voor- en nazomerbloeier, halfparasiet.
Bloemen: geel, zaden in de vruchtkelk ratelen bij schudden.
Kenmerk: onttrekken water en mineralen aan de wortels van andere planten.
Holwortel
Corydalis cava
De Holwortel is een laag blijvende, blauwachtig lichtgroene, overblijvende plant. De plant bloeit omstreeks half maart, met rood-paarse zoet geurende bloemen, en in de voorzomer sterft hij bovengronds af. Het is een schoolvoorbeeld van een stinzenplant, je treft de Holwortel op enkele buitenplaatsen in Nederland aan.
HOLWORTEL
Herkomst: Midden-Oost en zuid Europa
Verspreiding: In Nederland Stinzeplant
Laagblijvende, blauwachtig, overblijvende plant.
Kenmerk: zoet geurende bloemen.
Hop
Humulus lupulus
De Hop is de langste kruidachtige slingerplant van ons land, de plant is overblijvend, maar de meterslange stengels sterven in de winter af. De bloei valt in de zomer. De stengels voelen door knobbeltjes erg ruw aan. De hop is inheems en als cultuurplant is de Hop over de hele wereld verspreid. Hop en bier zijn onafscheidelijk. De bittere geurstof uit de klieren van hopbellen is vanouds een geneesmiddel. Ook nu nog gebruikt als kalmerend en maagversterkend geneesmiddel.
HOP
Verspreiding: Europa behalve het hoge noorden.
Langste kruidachtige slingerplant van Nederland.
Bloemen: groen in kegels. (hopbellen)
Kenmerk: stengels voelen door knobbeltjes erg ruw aan.
Ierse klimop
Hedera hibernica
Bodembedekker met zeer krachtige, lange ranken, tot 40 cm hoog. De plant is vóór 1815 al in cultuur. Het blad is vijf lobbig en groot, met lange bladstelen, dof donkergroen.
IERSE KLIMOP
Herkomst: Ierland
Bodembedekker met krachtig, lange ranken, en dofgroene bladeren. De bladeren zijn vijflobbig.
Wilde kamperfoelie
Lonicera periclymenum
De Wilde kamperfoelie is een forse, bladverliezende, windende liaan, tot ongeveer 6 meter hoog. De bloemen zijn roomwit, verkleurend tot geelachtig en soms purper aangelopen.
De bloemen staan om de nectar vooral bij wespen in de belangstelling en zijn sterk (zoet) geurend.
WILDE KAMPERFOELIE
Verspreiding: kosmopoliet, met zwaartepunt in gematigde en subtropische streken.
Forse, bladverliezende, windende liaan, tot ongeveer 6 meter hoog.
Bloemen: roomwit, verkleurend tot geelachtig, soms purper aangelopen. Rijpe bessen rood.
Kenmerk: bloemen sterk (zoet) geurend.
Wilde liguster
Ligustrum vulgare
De Wilde liguster is een lage heester, die in het begin van de zomer bloeit. Alleen de jonge twijgen zijn behaard en buigzaam. Het oudere hout is zeer hard. De bloemen zijn roomwit. Ze bevatten nectar, verspreiden een sterke zoete geur en worden druk bezocht door vliegen, bijen, kevers en vlinders. De vrucht is bij rijpheid glanzend zwart, en smaakt bitter.
Tot ver in de winter blijven de vruchten aan de struik zitten, ze schijnen alleen door fazanten te worden gewaardeerd. Voor mensen zijn zowel de vruchten als bladeren giftig.
WILDE LIGUSTER
Verspreiding: heel Europa.
Lage heester, die in begin van de zomer bloeit
Bloemen: kleine roomwitte bloemen in pluimen, vrucht is bij rijpheid glanzend zwart.
Kenmerk: vruchten en blad giftig, zoete geur, druk bezoek van diverse insecten.